In de zoektocht naar zeldzame grondstoffen wil Europa minder afhankelijk zijn van China en Rusland. Daarom is de EU er alles aan gelegen om naast het stimuleren van binnenlandse productie ook het Afrikaanse continent te betrekken in deze missie.
Het nieuws werd met gejuich ontvangen. Een mijnbedrijf maakte bekend in Noorwegen de grootste fosfaatreserve ter wereld te hebben gevonden. Er zou genoeg fosfaat gevonden zijn om maar liefst 50 jaar aan de wereldwijde vraag naar meststoffen, zonnepanelen en batterijen voor elektrische voertuigen te voldoen.
Ook in Brussel zullen ze blij zijn geweest. Duurzaamheid en technologie staan hoog op de politieke agenda. Maar om deze ambities waar te maken hebben we veel grondstoffen nodig die nu nog moeten worden geïmporteerd. China en Rusland domineren de markt. In 2020 bijvoorbeeld haalde Europa maar liefst 98% van haar zeldzame aarden uit China. Dit zijn aardmetalen zoals thulium, scandium, en yttrium die moeilijk uit de grond te halen zijn maar wel belangrijk voor de groene en digitale doelen. De grote afhankelijkheid van China betekent echter ook dat ze als geopolitiek middel kunnen – en zullen – worden ingezet.
Overal in Europa zijn mijnbedrijven daarom op zoek naar belangrijke grondstoffen, steeds vaker met grote vondsten tot gevolg. De stap naar het delven van deze stoffen is nog groot maar de Europese strategie om door meer binnenlandse productie minder afhankelijk te worden van China en Rusland is positief. Maar hoe zit het dan met andere landen, bijvoorbeeld in Afrika? Europa importeert 40% van haar fosfaat op dit moment uit Marokko. Ook in andere Afrikaanse landen zijn veel belangrijke grondstoffen. Willen we die ook mijden?
Dit is precies het dilemma. Enerzijds kan de EU de Afrikaanse grondstoffen goed gebruiken. Anderzijds is het complex om met schone handen deze grondstoffen uit Afrikaanse landen te importeren. Hoe het op dit moment geregeld is, komt investeren in de Afrikaanse grondstoffensector vaak met grote risico’s die uiteenlopen van veiligheid tot mensenrechtenschendingen. Een Europa dat zich actief bemoeit met deze sector en zorg draagt voor de consequenties kan daar een verschil in maken, maar tot dusverre laten we het liever over aan bedrijven die vaak niet bereid zijn deze risico’s te lopen of de grote investeringen te doen die dit soort risico’s uitsluiten.
Dat de EU steeds meer de blik werpt op grondstoffen uit eigen continent blijft niet zonder gevolgen. Zo zijn de inkomsten uit de grondstoffen extreem belangrijk voor de economische ontwikkeling van Afrikaanse landen zelf. Ze zijn essentieel voor de economie van de toekomst en voor veel Afrikanen een belangrijke bron van werk en inkomen. Daarnaast schuilt er ook een strategisch gevaar. De Europese afwezigheid betekent namelijk niet dat anderen deze grondstoffen niet zullen gebruiken. Het zijn namelijk China en Rusland die in dat gat springen, met alle gevolgen van dien.
En dit gebeurt al. De Democratische Republiek Congo produceert 73% van de wereldvoorraad kobalt, maar het gaat vrijwel allemaal naar China. Is de bevolking daarmee beter af? Zeker niet. Corruptie, mensenrechtenschendingen en kinderarbeid zijn aan de orde van de dag in de Congolese mijnsector. Chinese bedrijven maken er de dienst uit.
Mali is een ander voorbeeld. Het beruchte huurlingenleger Wagner levert het Malinese regime troepen in ruil voor grondstoffen. Na de staatsgreep in 2021 raakte datzelfde regime gebrouilleerd met internationale partners als Frankrijk. Wagner nam maar al te graag die plaats in. Grove mensenrechtenschendingen worden steeds vaker gemeld terwijl de grondstoffen – voornamelijk goud – richting Rusland gaan.
Gezien de grote vraag aan grondstoffen de komende jaren kan het nog jaren duren voordat Europese landen zelf voldoende grondstoffen delven. En zelfs dan zal een groot deel mogelijk nog steeds buiten de grenzen moeten komen. Wat dat betreft blijft het Afrikaanse continent essentieel voor de Europese markt. De grote vraag is alleen op welke manier er een win-win situatie kan worden gecreëerd? Waarbij een eerlijke prijs wordt betaald en de lokale bevolking mee profiteert, Europa niet afhankelijk is van Chinese en Russische handelaren en het delven niet bijdraagt aan mensenrechtenschendingen of conflicten.
Een duurzame grondstoffenrelatie met een actieve inzet van de EU is het antwoord. Enerzijds betekent dat bij bedrijven afdwingen dat ze er alles aan doen om een positieve impact te hebben. Onder aanvoering van Lara Wolters worden daartoe de eerste positieve stappen in het Europees Parlement gezet. Maar dit kan alleen werken als de EU de juiste voorwaarden neerzet waarbinnen deze handel en investeringen kunnen plaatsvinden. Denk aan het investeren in concrete projecten in samenwerking met bijvoorbeeld lokale gemeenschappen en overheden waarbij niet alleen Europese maar vooral ook Afrikaanse bedrijven op kunnen inhaken. Voor bedrijven wordt het op deze manier veiliger om te investeren en zowel de EU als het Afrikaanse continent hebben meer zekerheid dat het op een goede manier gebeurt omdat ze actief betrokken zijn bij de projecten.
Kortom, hoe begrijpelijk het ook is dat de EU zich steeds meer richt op het delven van grondstoffen op eigen continent, de blik van Europa moet tegelijkertijd op het Afrikaanse continent gericht blijven. Is dit ook uit eigen belang? Natuurlijk. Maar door in te zetten op het sluiten van duurzame en eerlijke partnerschappen kan aan de grote Europese vraag worden voldaan én kunnen gemeenschappen die nu de dupe zijn van de Chinese en Russische aanpak er ook van profiteren. Juist de EU moet het verschil maken door dit op een dusdanige solidaire manier te doen zodat iedereen er beter van wordt.
Tjeerd Ritmeester