Verkiezingswinst Europese zusterpartijen: Drie lessen voor Nederland
“Ik zie dat de ongelijkheid in Nederland en de wereld alleen maar groter wordt’’, aldus Lilianne Ploumen bij haar aantreden als lijsttrekker. En dus hadden we een heldere klassiek sociaal-democratische boodschap tijdens de voortslepende pandemie: ongelijkheid bestrijden. De Tweede Kamer verkiezingen leidde echter – nog – niet tot onze gehoopte groei.
In datzelfde jaar boekten de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en de Arbeiderpartiet (Ap) echter landelijke overwinningen in Duitsland en Noorwegen. In Italië deed de Partito Democratico (PD) het bovendien uitstekend bij de gemeenteraadsverkiezingen. Welke drie lessen bevat deze verkiezingswinst voor Nederland?
Ten eerste bewijst zij dat sociaaldemocratische ideeën in een versplinterd politiek landschap kunnen slagen. Belangrijk is wel om die versplintering eerst te aanvaarden, want de verzuilde tijd van brede middenpartijen is definitief voorbij. De Duitse SPD behaalde haar op twee na slechtste verkiezingsresultaat van de naoorlogse periode. De Noorse Ap vierde zelfs haar op één na slechtste verkiezingsuitslag sinds 1924. Beide partijen wonnen de verkiezingen dus met minimale voorsprongen op hun tegenstanders. Met slechts marginale verschillen tussen winnaars en verliezers, blijkt de gedroomde wederopstanding uiteindelijk maar een kleine groeispurt.
Ten tweede illustreert zij hoezeer de campagnestrategie op lokale omstandigheden moet aansluiten. De Italiaanse PD sloot bijvoorbeeld allianties met o.a. de Vijfsterrenbeweging om haar lokale positie te versterken. Zo had de partij tijdens de eerste verkiezingsronde al 34 samenwerkingsverbanden in de 118 grootste gemeenten. Vorm en inhoud moeten tevens op verschillende kiezersgroepen zijn toegesneden.
Cruciaal hierin is het bereiken en mobiliseren van jonge kiezers. De SPD en Ap dankten hun verkiezingswinst vooral aan oudere, loyale stemmers terwijl jongeren massaal wegbleven. Dit, terwijl jonge kiezers toch overwegend positief staan tegenover sociaaldemocratische partijen. Niet de klassieke boodschap van “ongelijkheid bestrijden” schiet daarom tekort, maar we moeten nieuwe manieren vinden om de vorm en inhoud te presenteren aan de volgende generatie.
Ten derde toont zij aan dat ervaren, geloofwaardige en bewezen progressieve leiders doorslaggevend kúnnen zijn. De kandidatuur van Olaf Scholz bleek een schot in de roos temidden van een onzekere tijd door Covid-19 en het vertrek van bondskanselier Angela Merkel. De leiderschapscampagne rondom zijn persoon gaf kiezers het vertrouwen dat ze met hem beter uit de crisis zouden komen. In een tijd van grote veranderingen zoeken mensen instinctief naar houvast – cultureel, maatschappelijk en economisch. Politieke leiders moeten naast statuur daarom ook over empathie beschikken. Niet opleggen en veroordelen, maar luisteren en proberen hun zorgen te begrijpen. Als PvdA hebben we, zowel landelijk met Ploumen als lokaal met vele politieke helden, hier gelukkig geen gebrek aan.
Laten wij deze lessen in 2022 alvast toepassen bij de gemeenteraadsverkiezingen.
Wessel Toonen (1990) is werkzaam op het Internationaal Secretariaat van de PvdA